fGeschiedenis lerarentekort - shs (studenten helpen scholieren)

De geschiedenis van het lerarentekort

Bijna iedereen die in het onderwijs werkt is wel bekend met openstaande vacatures van docenten. Wekelijks worden er diverse berichten over het lerarentekort geplaatst. Maar hoe zit het eigenlijk met oplossingen om openstaande vacatures van docenten te vullen? In dit blog nemen we jou mee in de geschiedenis van het lerarentekort.

Het lerarentekort voor 1945

Het onderwijs is van alle tijden. Al sinds de eerste beschavingen in de Oudheid waren er al scholen, waarbij meestal onderwezen werd in schrift, rekenen, filosofie en wetenschap. Vanaf de middeleeuwen kwam in de westerse wereld deze taak veelal bij de Kerk te liggen, van waaruit kloosterscholen opgericht werden om (toekomstige) geestelijken op te leiden. Andere vormen van onderwijs waren veelal vakopleidingen, die vanaf de late middeleeuwen in steden gestandaardiseerd werden. Mede door de invloed van de Verlichting, werd onderwijs vanaf de 19e eeuw steeds meer gezien als een overheidstaak. 

Maar, om de massa’s te kunnen onderwijzen waren onderwijzers nodig. Het organiseren van een goed onderwijssysteem werd in de westerse wereld steeds meer door zowel de Kerk als de overheid gedragen (wat vooral in Nederland tot veel discussie leidde). Hierdoor werd werving van goede leraren een kerntaak. Via deze weg kwam er ook een nieuwe uitdaging: niet alleen het hebben van kwalitatieve leraren, maar ook een voldoende aantal leraren.

Inmiddels zijn we bekend met een algemeen lerarentekort. Ook is de overheid druk bezig met deze te bestrijden. Maar zijn er in het verleden ook al lerarentekorten geweest? Waren er ook periodes van een lerarenoverschot? En hoe ging de overheid daar mee om? Was dit anders of juist vergelijkbaar met de huidige strategieën? In deze blog kijken we naar de geschiedenis van het lerarentekort. Ook worden de bovenstaande vragen meegenomen om te kijken naar hoe het aanbod van leraren zich heeft ontwikkeld door de geschiedenis heen. 

Het onderwijs voor 1945

De opbouw van een onderwijssysteem
Het faciliteren van onderwijs kwam steeds meer in overheidshanden te liggen vanaf 1900. Dit kwam door de invoering van de algemene leerplicht. Deze
facilitatie kreeg in deze periode dan ook veel aandacht. Zo kwamen er schoolgebouwen met (vaste) lokalen, een personeelsruimte, een kantine, en een centrale administratie. Ook kwam er oog voor het te handhaven beleid: welke regels worden er gevolgd, welke consequenties kunnen leerlingen krijgen en hoe communiceer je deze structuur als personeel onder mekaar?

Naast de logistiek en de structuur kwam er ook aandacht over hoe dit onderwijs gegeven moest worden. Zo werden er verschillende methoden, zoals het montessori- en daltononderwijs tijdens deze periode ontworpen en uitgedacht. De invloed van wetenschappen als pedagogiek zijn hierbij niet te ontkennen. 

Voor zover bekend werd er nog niet gekeken naar een mogelijk lerarentekort. In deze opstartende fase was bijvoorbeeld ook niet specifiek vastgesteld hoeveel leerlingen per leraar wenselijk was. Bovendien varieerde dit dan ook sterk per school en methode. Het was dan ook pas na de oorlog dat er een toename werd vastgesteld en men bepaalde trends in de populatie van leerlingen en leraren begon te herkennen.

Lerarentekorten in de jaren ’50 en ’60

Het naoorlogse lerarentekort 
Na de opbouw van het gestandaardiseerd onderwijs in de vooroorlogse jaren kregen veel westerse landen al vlak na de oorlog te maken met een lerarentekort. Er waren 2 redenen voor het lerarentekort toentertijd. Ten eerste zorgde de babyboom dat er een explosieve groei aan leerlingen kwam. Ten tweede was er onvoldoende mankracht aan onderwijspersoneel om dit op te vangen door de vele slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog.

John R. Mayor, voorzitter van het Comité voor Natuurwetenschappen en Wiskunde aan de Universiteit van Maryland, schreef over het ontstane tekort:

‘It is likely to become more difficult for teachers to give the time necessary for satisfactory class preparation, for use of the best teaching aids, for attention to individual differences and interests, and desirable leadership in the school and community’. 

Ook in Nederland ontstond een lerarentekort in deze periode, wat vooral bleek door een oplopend aantal leerlingen per onderwijzer. Den Haag boog zich erover, en er verschenen Kamerstukken over de ‘onwenselijke situaties’ die uit het tekort ontstonden. Ook toentertijd werd er veel geschreven over de problemen rondom de onderwijskwaliteit als resultaat van het lerarentekort.

Toenmalige oplossingen
De exacte situatie in deze periode is vergelijkbaar met het huidige tekort: het tekort was vooral in de grote steden en minder urgent in krimpregio’s. De oplossingen die geboden werden zijn deels vergelijkbaar met hoe er nu naar gekeken wordt, maar een deel is ook duidelijk aan de tijd zelf gebonden.
Zo hoef je tegenwoordig niet meer aan te komen met een vrijstelling van militaire dienst om het docentschap aantrekkelijker te maken. Ook hebben scholen vaak niet meer de mogelijkheid woonruimte aan te bieden om nieuwe leraren te werven zoals dit in de jaren ‘50 gebeurde. Tegelijkertijd zijn er andere oplossingen wel vergelijkbaar met die van nu:

  • hogere salarissen,
  • soepelere pensioenregeling,
  • versnelde opleidingstrajecten
  • en het inrichten van avondonderwijs/spoedcursussen om meer leraren te werven.

Zulke oplossingen zien we nu ook weer terugkomen in o.a. de salarisverhoging voor basisschoolleerkrachten en de kortingen op collegegeld voor pabo-opleidingen.

De toelating van vrouwen tot het onderwijs
Een interessante maatregel was het toelaten van vrouwen tot het beroep van leraar. Deze maatregel, die de wetgeving omzeilde, zal in de jaren erna aanzienlijk veel invloed krijgen in de personeelssamenstelling. Dit was in een periode waarin gehuwde vrouwen nog bij wet als handelingsonbekwaam werden gesteld. Het verbod om te werken werd omzeild door vrouwen de mogelijkheid tijdelijke aanstellingen te geven in het onderwijs. Op deze manier konden vrouwen ook na het trouwen blijven werken. Dit leidde ertoe dat het aantal vrouwelijke leerkrachten snel toenam. Al in 1958 bestond het lerarenkorps voor het merendeel uit vrouwen, een switch die we op de dag van vandaag nog steeds zien.

Een lerarenoverschot in de jaren ’70 en ’80

Een lerarenoverschot
Nadat de babyboomgeneratie van school ging, daalden de leerlingaantallen. In veel westerse landen ontstond in de periode erna een lerarenoverschot. Door dalende geboortecijfers kwamen er minder leerlingen en dus waren er ook minder leraren nodig, terwijl door de babyboom de lerarenpopulatie sterk gestegen was. Hieruit ontstonden weer andere problemen. Het leraarschap werd vanaf de jaren ‘70 minder aantrekkelijk: het overschot zorgde voor weinig baankans en ook waren de ontwikkelmogelijkheden beperkt.

Waarschuwing voor een nieuw tekort
Al eind jaren ‘70 werden er
zorgen geuit voor een mogelijk tekort in de toekomst. Tegelijkertijd werd er wel verwacht dat er in de jaren ‘80 nog voldoende docenten zouden zijn doordat de babyboomgeneratie genoeg kon leveren t.o.v. de dalende leerlingaantallen. 

De problematiek uit deze periode is dan ook tamelijk anders, maar wel vergelijkbaar in visie. Zo was het in trend om door het overschot vooral jonge, nieuwe docenten aan te nemen, waardoor ervaren docenten na ontslag vaak lastiger weer aan het werk kwamen. Tegelijkertijd was er sprake van economische neergang in de jaren ‘70: scholen hadden simpelweg minder geld voor nieuw personeel, waardoor het alsnog voor kon komen dat de klassen groot bleven en de kwaliteit er niet op vooruit ging. Er kwam een roep op strengere selectie voor docenten, het promoten van volwassenenonderwijs, gradaties in docentschap geven (zoals het huidige verschil tussen de eerste en tweede graad) en het gebruik van (goedkopere) assistenten.

Een nieuw lerarentekort: waarschuwingen

Onderzoek naar leraren die het beroep verlaten
De hierboven genoemde problemen van minder aanwas van leraren ebde door tot de jaren ‘90. Bovendien bleek uit onderzoeken van de
School Staffing Surveys (SASS) in Amerika gedurende deze periode dat tamelijk veel docenten het onderwijs verlieten.  De grootste redenen waren persoonlijke omstandigheden (ca. 40,0%) of door ontevredenheid bij het werk (28,5%). Daarbij waren de belangrijkste redenen voor ontevredenheid het salaris (54,3%), slechte administratieve steun (42,7%) en problemen met studentendiscipline (22,9%).
Daarnaast concludeerden de rapporten dat de rol van schoolbesturen groot is bij het oplossen van lerarentekorten door betere omstandigheden te scheppen.
Echter, is het weggaan van leraren op de ene school is niet meteen een verlies van de leraar in algemene beroepszin. Ook wees Bracey op grote regionale verschillen, die in Amerika dan wel vooral te zien was tussen witte en niet-witte scholen. 

Ook in Nederland zien we nog steeds dat er regionale verschillen zijn tussen stedelijke regio’s en plattelandsregio’s. Docenten  zoeken naar de school die een goede verhouding zoekt tussen de betaling en de gevraagde werkzaamheden. Maar dit marktdenken is ook waar mogelijke tekorten uit voortvloeien. Zo zou een slecht imago rondom de arbeidsomstandigheden in het onderwijs ook ervoor zorgen dat steeds minder mensen het onderwijs in willen. In de jaren negentig werd daarom al voorspeld dat er rond 2020 een lerarentekort zou zijn. 

In 2007 werd er nogmaals door de PO-raad gewaarschuwd voor een aankomend lerarentekort. En hoewel er meer geld naar het onderwijs ging, is er te weinig aan gedaan om dit aan te pakken, aldus Johannes Visser van De Correspondent. Het marktdenken moet volgens Visser uit het onderwijs verdwijnen. Op deze manier gaat het onderwijs niet over het vervullen van de wensen van ouders en kinderen (de markt), maar op het vervullen van de bredere maatschappelijke doelen van het onderwijs. Het lerarentekort is hierbij niet zozeer de oorzaak, maar een gevolg van dit marktdenken dat volgens hem vanaf halverwege jaren ‘80 het overheidsbeleid heeft bepaald.

Conclusies

Lerarentekorten en -overschotten zijn al vaker in onze geschiedenis voorgekomen. Vaak werd er gekeken naar oplossingen die het probleem snel oplossen. Op deze manier ontstonden er later nieuwe problemen, zoals een roep tot aanscherpen van werving en kwaliteit of het verlies van grotere doelen door het introduceren van het markdenken. Het zoeken naar een goede balans in het ratio leraar-leerling is dus een struggle die eigenlijk nooit harmonieus verlopen heeft. De vraag blijft of we lange termijn oplossingen kunnen vinden die dit probleem voor eens en altijd uit de wereld helpen.

 

Deel dit bericht